Een grote geurende heksenketel van chaos vol getoeter, kleurrijke sari’s, stank vermengd met lekkere currie’s uit open keukens…. dit waren Karin’s eerste indrukken. Voor Luuk was het als thuiskomen in zijn favoriete land.
Na de landing in Chennai 12 maart zijn we 2 weken door de zuidelijke staat Tamil Nadu gereisd voor we naar de Andaman eilanden vlogen. Na krap 2 weken op die eilanden landden we in Calcutta. Van daaruit hebben we 5 weken het noord oosten van India bezocht… onontdekt gebied, niet echt indiaas en afgelegen… daarom de titel van dit verslag, de andere kant van Indiaaaa.
Thiruvannamalai is een voor Hindu’s erg heilige plaats, er staat een berg waarop een goeroe 20 jaar leefde op een dieet van melk. Natuurlijk beklommen wij deze berg vroeg in de morgen nog voor de ondraaglijke hitte. De immense eeuwenoude Hindu tempel midden in het stadje was ook erg indrukwekkend.
Pondicherry is een oude Franse kolonie waar we heerlijke baguettes aten, enkele dagen per biciclette rond reden door het oude centrum en van de rue du pont naar de rue Saint Nicolas met mooie parken en palmen… oh wat Frans… ook het hotel de ville staat er nog. Tout tres tranquille…mmm…
Mamallapuram was de derde vermeldenswaardige plaats die we bezochten in Tamil Nadu. Zevende eeuwse tempels en reliƫfs gebeeldhouwd uit graniet, een UNESCO Werelderfgoed, is de grote en indrukwekkende attractie in deze aan zee gelegen ontspannen plaats.
Geland op de Andaman nemen we de boot naar het eiland Havelock. Dit is het meest toeristische eiland maar erg de moeite waard. We snorkelen er veel en duiken, Karin haalt zelfs haar advanced duikbrevet!, eten er lekkere gebarbequede visjes en liggen er in onze hangmat voor het relaxe zeezicht bungalowtje…
Daarma brengt een boot ons naar Neil island wat veel rustiger is. Hier bezoeken we de maagdelijk paradijselijke stranden die we vaak voor onszelf hebben, zo mooi met regenwoud tot aan de zee reikend! Met ons fietsje komen we overal op het eiland en snorkelen met kleurige visjes, waarna we s avonds voldaan vermoeid op 1 oor liggen in ons bamboe bugalowtje.
De Andaman eilanden zijn van India maar liggen vlakbij de Birmese kust en dus een eind vliegen vanuit India!
Noord oost India
Van de Andaman eilanden vliegen we terug naar het vaste land, Calcutta. Omdat Luuk al veel gezien heeft in India wilden we weer eens wat anders. In Calcutta hoorden we dat je voor bezoek van de meeste staten in het noord oosten van India sinds 2011 geen vergunning meer nodig hebt en niet meer in groepjes hoeft te reizen. Het is er dus sinds kort ‘vrij’ gebied! Hoera! Vanuit Calcutta namen we na twee dagen de nachttrein naar de hoofdstad van de staat Assam en ook de poort van het noordoosten, Guwahati. Daar wonnen we nog informatie in die vrijwel onmogelijk te krijgen was, mensen van officiele instanties die pretenteerden wat te weten, spraken elkaar allemaal tegen. Zo frustrerend was dat! Het werd ons steeds duidelijker dat ze hier nog geen vrije reizigers gewend waren, wat werd alles ons moeilijk gemaakt. Rekening houdend met terug gestuurd te worden vanaf staatsgrenzen, hoopten we vaak maar op een vrije doorgang en boekten vervoer…
Allereerst gingen we per gedeelde jeeps naar de meest regenachtige plek op aarde Cherapunjee. Daar lieten we onze bagage in het guesthouse achter en werden door een taxi ergens afgezet waar we met weinig bagage de autoweg verruilden voor trappen die in het o zo groene woud afdaalden. Na enkele uren wandelen door het regenwoud kwamen we aan in Nongriat dat we via ‘rootbridges’ bereikten. Deze natuurlijke bruggen zijn gemaakt door mensen die de groeirichting van boomwortels zo hebben gemanipuleerd dat ze ware bruggen zijn geworden, zo indrukwekkend was dat! We slapen die nacht in het alleen te voet bereikbare zeer groene vredige oord en lopen de volgende dag door de bergen terug naar de beschaving langs een enorme waterval vanwaar we konden uitkijken over de uitgestrekte vlaktes van Bangladesh. Wat heerlijk ontspannen was het daar!
Vanaf de plaats Shillong bereiken we na een vermoeiende busreis van 20 uur Agartala, hoofdstad van de staat Tripura. Deze echte Indiase staat vol Hindi’s ziet vrijwel geen toeristen en wij kregen er daarom ook een speciale behandeling, filmsterren of leden van het koningshuis voelden we ons soms! We werden haast continue gefotografeerd en naar onze afkomst gevraagd, heel grappig zo nerveus als dat vaak ging!
In deze staat bezoeken we Neermahal, een waterpaleis door een Maharaja gebouwd en zo mooi gelegen in een gigantisch meer vol waterlelies. Wij verblijven in een staatshotel aan het meer en laten ons in een privebootje naar het waterpaleis peddelen…. oooh zalig en mooi!
Ook bezoeken we Udaipur (een andere dan Udaipur in Rajastan) met al z’n eeuwenoude tempels en enorm grote vijvers of ‘waterbakken’.
Dan verlaten we de staat Tripura en reizen via Assam per trein richting de staat Manipur. In Assam bezoeken we Unakoti, uit rotsen gebeitelde boedha hoofden langs watervallen in de bossen. Na deze bezienswaardigheid bezoeken we de theeplantages waar we doorheen rijden, ook lopen we binnen bij een tea estate. We vragen of we de fabriek mogen zien en wat ons toen overkwam was zoooo bijzonder! Zulke oprecht gastvrije vriendelijke mensen! Ze leidden ons rond met veel uitleg, stelden ons aan alle belangrijke mensen in het bedrijf voor, lieten ons thee proeven en lekkere koekjes, bleven beleefd bij ons zitten terwijl de meesten geen Engels begrepen om met ons te kunnen praten en gaven ons een groot pak thee mee als kado. Ze vertelden dat ze erg vereerd en blij waren met ons bezoek!
In Silchar stopte de spoorrails en moesten we per gedeelde jeep verder en in een dag over zeer slechte weg reden we naar de hoofdstad van de staat Manipur, Imphal. Langs deze slechte weg worden we 12 uur lang minstens eens per uur door militairen ondervraagd, gefouilleerd en geregistreerd. Overal zien we verpantseringen, tanks en machinegeweren. We wanen ons in oorlogsgebied en ons wordt gezegd dat de weg erg gevaarlijk is en rebellen actief zijn. De staat Manipur langs de grens met Birma heeft een bevolking die afstamt van de Mongolen en velen streven naar onafhankelijkheid van India. Gedurende ons verblijf in de staat stikt het van de militairen, checkpoints en verhalen die bijdragen aan de sfeer van warzone. Zo is, horen we later, het hotel naast ons het jaar ervoor opgeblazen, brrr.
We bezoeken de bergplaats Ukhrul, nog verder van de gebaande toeristenpaden. We ontmoetten een man die lang niet wilde geloven dat toeristen zijn, continue doorvragen wat het werkelijke doel van ons bezoek was, dat we wel missionarissen moesten zijn.. pfff.. vermoeiend. Toen we een afgelegen berg bewandelde kwam hij ons met een jeep achterna en wachtte op ons aan de voet van de berg met warme kleding. Hij was bang dat we niet meer terug konden komen naar het plaatsje…
Ook bezochten we het Loktak meer. Ondanks dat dit de hoofdattractie is van de staat Manipur werden wij als witte mensen flink aangestaard. Het meer is in kleine vakjes verdeeld om vis in te kweken en oogt pittoresk met alle hutjes in het meer. We werden door drie jongens rond gereden door het gebied, heel gastvrij weer.
Na oorlogsgebied Manipur gaan we naar de volgende staat, Nagaland, ook gelegen aan de grens met Birma en de mensen zijn ook van het mongolische ras. In de hoofdstad Kohima bezoeken we de tweede wereldoorlog begraafplaats met graven van Britten en Indische soldaten die vochten tegen de Japanse invasie. De specialiteit van Kohima is hond, maar voor we hadden besloten deze lekkernij te gaan proeven, waren we het hondeneetgebied alweer uit, next time!
Vanuit Kohima wilden we naar een dorp op 20 kilometer afstand. Omdat er alleen een middagbus ging die dag, waren we ‘s morgens op goed geluk gaan lopen, hopend op een lift. Na een kilometer of tien lopend en liftend door het woud, stopte er een jeep die bereid was ons mee te nemen.
In gesprek met de veearts achter het stuur, hoorden we dat hij onderweg was naar zijn dorp op enkele uren verder in de vallei. Toen we vragen stelden en interesse toonden, werden we uitgenodigd mee te rijden helemaal tot aan zijn dorp, Poilwa. We grepen de uitnodiging met beide handen aan. Na uren hobbelen achterin de jeep over een weg vol kuilen en gaten, arriveerden in het dorp waar we de allereerste buitenlandse toeristen ooit waren, zo hoorden we later van enkele dorpsoudsten. De mensen waren extreem gastvrij en leken zeer vereerd met ons bezoek! We kregen overal te eten bij houtvuur in de keuken en aten slakjes, kikkertjes uit het rijstveld en gedroogd varkensvet.
We zaten in een gebied waar tot op enkele decennia geleden koppensnellers actief waren, ook bij deze stam, en bezochten traditionele morungs, oude gemeenschapshuizen waar vroeger veel jongens in samen woonden.
Vanaf deze plaats liepen we naar de plaats Benreu. Via een paadje daalden we een berg af tot aan rijstvelden. Die overgestoken, klommen we weer een andere berg op, wat een mooie wandeling door dit pure deel van India! We werden weer bijzonder gastvrij onthaald met thee bij mensen thuis en een jongen leidde ons rond door het dorp. ‘s Avonds werd ons rijstbier en een maaltijd aangeboden. De volgende dag liepen we terug naar het eerste dorp en verdwaalden in de rijstvelden, maar vonden net voor het donker weer een goed pad.
Via Kohima vervolgden we onze weg naar Mokokchung waar we een festival bezochten, een uitvoering van dans en zang in traditionele klederdracht van veel stammen uit de staat. Het was erg bijzonder en we werden in de toespraak zelfs persoonlijk verwelkomd; ‘our guests from Holland.’ Oh wat voelden we ons belangrijk!! Haha.
De volgende stop voor ons was Mon, het minst ontwikkelde district van de staat Nagaland en ook meest traditioneel. Helaas ging er geen transport naartoe en moesten we enorm omreizen via de staat Assam. Na anderhalve dag omreizen hoorden we in Assam bij de grens met de andere staat dat er geschoten was en doden gevallen en dat de grens tussen de staten gesloten was tot nader bericht. Gelukkig slaagden we er de volgende dag toch in verder te kunnen reizen.
Na een nacht in de plaats Mon reisden we naar de plaats Langwa op de grens met Birma. Het longhouse van het stamhoofd ligt precies op de grens van Birma en India omdat stamleden in beide landen wonen. In het plaatsje slapen we twee nachten maar worden erg onvriendelijk bejegend, mensen spugen naar ons en we worden vaak met stenen bekogeld door de kinderen. Het plaatsje is toch zo adembenemend mooi met traditionele longhouses van natuurmaterialen dat we het toch leuk hebben gehad. Er was hier geen electriciteit en niks te eten voor ons, dus waren we op onze eigen voorraad droogvoer aangewezen.
Op de terugweg stapten we uit bij een andere plaats waar we bij het stamhoofd worden uitgenodigd te blijven slapen. We sliepen onder enkele machettes en we kregen wat schedels te zien, hoofden die zijn meegenomen uit andere dorpen in de tijd van de koppensnellers. Op het graf van zijn opa stond een aantal schedels uitgebeeld, wat de status aangaf en het aantal hoofden wat deze persoon had afgehakt bij andere stammen. In het dorp zijn zo ongeveer alle mannen verslaafd aan opium en roken dit vijf keer per dag. Ook in het huis waar we sliepen zijn de mannen ijverig bezig om hun shot te nemen. Het voelde niet bepaald veilig de mannen bij het houtvuur met hun machettes bladeren te zien schrapen en snijden tot tabak en vervolgens te vermengen met de uit Birma gehaalde opium en het in hun bamboe waterpijp te zien roken. Maar goed… we zaten er al en vonden het ook niet aardig zomaar weg te lopen uit het gezelschap. De mensen zijn er erg arm en zonder werk en electriciteit of stromend water en leven van de natuur. Toch dankbaar aten we ons bordje droge rijst op. De oude mannen in het dorp hebben nog traditionele gezichttatoeages over het hele gezicht, dragen hun haar in een knotje en zitten in hun blote kont voor hun stro hutje. Helaas kregen we geen toestemming voor een foto.
Na dit boeiende gedeelte van India verlieten we de staat Nagaland weer richting Assam. Bij de staatsgrens aangekomen merkten we dat er vanwege het conflict tussen twee volkeren over een vermoorde jongen een grote staking gaande was, al het vervoer lag plat, behalve de trein. Daar stonden we aan de grens van Assam en moesten naar het treinstation dat 25 kilometer verderop lag. We besluiten te lopen onder de snikhete zon en al snel hebben we weer geluk. Een militair convooi stopt voor onze duimpjes. De commandant vraagt wat we willen en tussen de commando troepen met machinegeweren in worden we in een van de trucks vervoerd naar onze bestemming.
De volgende dag reizen we door naar Majuli, het op een na grootste riviereiland ter wereld. We verblijven er in een spectaculair bamboe huis op palen met eigen veranda, handpomp voor stromend water en eigen bloementuin en gekleurde vogels. We fietsten het eiland rond en relaxen na het vermoeiende reizen in dit gedeelte van India.
Met de nachttrein reizen we weer naar Calcutta. We bezochten de Kalighat tempel waar drie geiten werden geslacht als offer aan de Hindu goden. Helaas zit ons India avontuur er weer op… noordoost India heeft grote indruk gemaakt en weer sterk benadrukt dat India zo ontzettend divers is!
veel liefs uit Thailand
Karin & Luuk